Gods plan voor Israël

Wij geloven dat God een speciale plek in Zijn plan heeft voor de natie Israël en dat alle beloftes van de God van Israël aan Israël vervuld zullen worden. (Romeinen 9-11)

Wat is Israël?

Voor we beginnen over wat wij geloven wat Israëls plek in de Bijbel aangaat, is het goed om te kijken naar wat Israël precies is. Israël wordt meer dan 2500x genoemd in de Bijbel, de 1e keer dat letterlijk Israël voorkomt is in Genesis 32:28, als Jakob met God aan het worstelen is. Hij verliest die strijd en krijgt een nieuwe naam van God, Israël. Israël is hier een persoon.

Genesis 32:28 “Toen zei Hij: Uw naam zal voortaan niet meer Jakob luiden, maar Israël, want u hebt met God en met mensen gestreden, en hebt overwonnen.”

Genesis 32:32 geeft gelijk aan dat er een volk uit kwam, er staat dat de Israëlieten iets niet deden. Uit deze ene man, uit zijn naam, is een compleet volk voortgekomen, een volk dat door God uitgekozen werd.

De laatste keer dat Israël letterlijk genoemd wordt in de Bijbel is in Hebreeën 8:10 “Want dit is het verbond dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven en Ik zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.”

God heeft uit alle volken van de aarde er 1 gekozen als Zijn volk, namelijk Israël.

Deuteronomium 7:6-9 “Want u bent een heilig volk voor de HEERE, uw God. De HEERE, uw God, heeft ú uitgekozen uit alle volken op de aardbodem om voor Hem tot een volk te zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is. Niet omdat u groter was dan al de andere volken heeft de HEERE liefde voor u opgevat en u uitgekozen, want u was het kleinste van al de volken. Maar vanwege de liefde van de HEERE voor u, en om de eed die Hij uw vaderen gezworen had, in acht te nemen, heeft de HEERE u met sterke hand uitgeleid en heeft Hij u verlost uit het slavenhuis, uit de hand van de farao, de koning van Egypte. Daarom moet u weten dat de HEERE uw God is. Hij is dé God, de getrouwe God, Die het verbond en de goedertierenheid in acht neemt voor wie Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen, tot in duizend generaties.”

God koos Israël, omdat Hij Israël wilde kiezen. God koos Israël omdat dat dat het volk was waardoorheen Hij Zijn wil wilde uitvoeren.

Johannes 15:16 “Niet u hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u ertoe bestemd dat u zou heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht zou blijven, opdat wat u ook maar van de Vader vraagt in Mijn Naam, Hij u dat geeft.”

Wat wil God met Israël?
Het was altijd Gods bedoeling om redding voor de mens te brengen. Direct na de zondeval van Genesis 3 zette God Zijn plan in werking dat redding voor de mens teweeg zou brengen. Het plan van Zijn redding had een Verlosser nodig, iemand die kon doen wat geen ander mens kon, perfect leven naar Gods standaard. Jezus is de Verlosser die gekomen is, Jezus is de Redder Die gestorven en opgestaan is voor de zonden van de wereld. Zoals we in Mattheüs 1 en Lukas 3 kunnen lezen, is Jezus een Jood, een afstammeling van David, een afstammeling van Abram. Jezus was een Israëliet. Een belangrijke bedoeling van God met Israël was dus het voortbrengen van Jezus, de Messias, de Verlosser.

Jozua 22:5 geeft aan dat Israël de wet van God moest houden en die wet door moest geven. Exodus 19:6 geeft aan dat Israël een koninkrijk van priesters en een heilige natie moest zijn. Priesters waren bedoeld om mensen bij God te brengen, dus als het hele volk als priesters gezien worden, moest Israël de rest van de volken bij God brengen. Israël was verantwoordelijk voor het verspreiden van kennis, inzicht en wijsheid van en over God.

Jeremia 13:11 “Want zoals een gordel gehecht zit aan het middel van een man, zo heb Ik heel het huis van Israël en heel het huis van Juda aan Mij gehecht, spreekt de HEERE, zodat het Mij zal zijn tot een volk, tot een naam en tot lof en tot luister, maar zij hebben niet geluisterd.”

Niet alleen heeft God een doel met Israël, Hij heeft ook honderden beloftes aan hen gegeven. Een overduidelijke belofte die in vervulling is gegaan, is die uit

Ezechiël 20:34 “Ik zal u uit de volken leiden en u bijeenbrengen uit de landen waaronder u verspreid bent, met sterke hand, met uitgestrekte arm en met uitgestorte grimmigheid.”

Jeremia 30:3 “Want zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik een omkeer zal brengen in de gevangenschap van Mijn volk, Israël en Juda, zegt de HEERE, en Ik hen zal terugbrengen naar het land dat Ik hun vaderen gegeven heb, en zij zullen het in bezit nemen.”

Andere beloftes gaan over Gods bescherming voor Israël:

Jesaja 41:11-12 “Zie, zij zullen beschaamd en te schande worden, allen die in woede tegen u ontstoken zijn. Zij zullen worden als niets, zij zullen omkomen, de mannen die u aanklagen. U zult hen zoeken, maar u zult hen niet kunnen vinden, de mannen die zich tegen u keren. Zij zullen worden als niets, als volstrekt niets, de mannen die strijd tegen u voeren.”

God heeft nog vele andere beloftes gedaan aan Israël, maar dit is de duidelijkste die we de laatste tijd gezien hebben.

Onze positie
Een zeer belangrijk theologisch punt is hoe wij als christenen naar Israël kijken. Zien we Israël als het volk dat Jezus vermoord heeft? Zien we Israël als Gods volk waar God nog een fantastisch plan mee heeft? Zien we Israël als een volk dat door God verstoten is en dat vervangen is door de kerk?

Ons beeld van Israël heeft heel veel impact op hoe wij de Bijbel zien, hoe we de kerk zien, hoe we God zien. Als God namelijk Israël verstoten zou hebben, terwijl Hij hen eerst gekozen heeft, zou God dan niet ook ons opeens kunnen verstoten?

Deuteronomium 7:7-9 “Niet omdat u groter was dan al de andere volken heeft de HEERE liefde voor u opgevat en u uitgekozen, want u was het kleinste van al de volken. Maar vanwege de liefde van de HEERE voor u, en om de eed die Hij uw vaderen gezworen had, in acht te nemen, heeft de HEERE u met sterke hand uitgeleid en heeft Hij u verlost uit het slavenhuis, uit de hand van de farao, de koning van Egypte. Daarom moet u weten dat de HEERE uw God is. Hij is dé God, de getrouwe God, Die het verbond en de goedertierenheid in acht neemt voor wie Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen, tot in duizend generaties.”

God kiest Israël hier, Hij kiest dit volk uit alle volken van de aarde, omdat Hij dat wil. Dat is genade, dat is Gods liefde, dat is Wie Hij is.

Romeinen 8:30 “En hen die Hij er van tevoren toe bestemd heeft, die heeft Hij ook geroepen, en hen die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd, en hen die Hij gerechtvaardigd heeft, die heeft Hij ook verheerlijkt.”

Stel, God zou Israël laten vallen, stel God zou ervoor kiezen om Israël te vervangen door de kerk, wat zegt dat over de besluiten van God? Het zegt dat God van mening veranderd, dat Zijn woorden niet per se waar zijn. Het zegt dat we er niet van op aan kunnen dat Hij Zich aan Zijn Woord zal houden. Wat betekent dat voor onze redding? Wat betekent dat voor de eeuwigheid met Hem? Wat kunnen we dan nog wel en niet geloven vanuit Zijn Woord?

Als Gods Woord bedoelt wat het zegt en zegt wat het bedoeld, dan heeft God Israël gekozen, dan heeft God een plan met Israël, een plan wat nog niet klaar is.

Romeinen 9-11 geven een duidelijk beeld over hoe God denkt over Israël. Paulus zegt dat hij bidt voor de redding van het volk Israël (Romeinen 10:1), het meest duidelijk is Paulus in Romeinen 11:1 “Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Volstrekt niet!” God heeft nog een plan met Israël, God is nog bezig met Israël.

Daarnaast, Israël heeft de aartsvaders voortgebracht, Abraham, Izak en Jakob, en nog veel belangrijker, de Heere Jezus is uit de bloedlijn van deze mannen gekomen. Jezus was een Jood, Jezus was een Israëliet. Tegelijkertijd was Jezus God, die te prijzen is tot in eeuwigheid. De Joden, de Israëlieten zijn dus een volk van grote waarde voor zowel God als de christenen.

Gevolgen van Gods volk aan de kant schuiven
Als wij dus Israël aan de kant schuiven, als wij als kerk Israël geworden zijn, of enig ander niet Bijbels idee over Israël, dan doen we ook af aan Wie Jezus is. Hij was een Jood. Hij werd opgevoed als Jood, Hij leefde perfect als een Jood. Hij deed alles wat een goed Jood hoorde te doen. Waarom zouden we dan de Joden aan de kant schuiven?

Paulus noemt dat er beloftes aan Israël zijn gedaan, hij bedoelt hiermee dat er een deel van de beloftes is die gewoon specifiek voor het volk Israël zijn. De allereerste belofte aan het, dan toekomstige, volk Israël, staat in Genesis 12

Genesis 12:1-7 “De HEERE nu zei tegen Abram: Gaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het land dat Ik u wijzen zal. Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken; en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden. Toen ging Abram op weg, zoals de HEERE tot hem gesproken had, en Lot ging met hem mee. Abram was vijfenzeventig jaar oud, toen hij uit Haran vertrok. Abram nu nam Sarai, zijn vrouw, en Lot, de zoon van zijn broer, en al hun bezittingen die ze verworven hadden, en de mensen die zij in Haran verkregen hadden; en zij gingen weg om naar het land Kanaän te gaan; en zij kwamen in het land Kanaän. En Abram trok door dat land heen tot aan de heilige plaats bij Sichem, tot de eik van More. De Kanaänieten woonden toen in dat land. Toen verscheen de HEERE aan Abram en zei: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven. Toen bouwde hij daar een altaar voor de HEERE, Die hem verschenen was.”

Vers7 is heel belangrijk, zeker voor de mensen die geloven dat de kerk geestelijk Israël is. De vervangingstheologie wil alle beloftes die er voor Israël zijn claimen voor zichzelf, ze wil Israël vervangen (vervangingsleer). v7 zegt dat aan het nageslacht van Abram een land gegeven zal worden, later zal God nog uitleggen welk land dat precies is. Waar in het Nieuwe Testament belooft God aan de kerk een fysiek land om in te wonen? Waar krijgen we te horen op welk stuk aarde wij zullen gaan wonen? Deze belofte is specifiek voor Israël, net als vele anderen.

Heel belangrijk bij de vervangingsleer, is dat die mensen heel selectief zijn in welke beloftes wel en niet overgenomen worden. De voornaamste die ze niet zullen willen aannemen is wat er in Daniël 9 staat.

Daniël 9:20-24 “Terwijl ik nog sprak en bad, en belijdenis deed van mijn zonde en van de zonde van mijn volk Israël, en mijn smeekbede uitstortte voor het aangezicht van de HEERE, mijn God, omwille van de heilige berg van mijn God – terwijl ik mijn gebed nog uitsprak, kwam de man Gabriël, die ik in het begin in het visioen gezien had, snel aangevlogen en raakte mij aan, omstreeks de tijd van het avondoffer. Hij begon mij te onderwijzen en sprak met mij. Hij zei: Daniël, nu ben ik eropuit gegaan om u de betekenis te doen begrijpen. Bij het begin van uw smeekbeden is er een woord uitgegaan en nu ben ik zelf gekomen om u dat te vertellen, want u bent zeer gewenst. Begrijp dan dit woord en krijg inzicht in het visioen. Zeventig weken zijn er bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te beëindigen, de zonden te verzegelen, de ongerechtigheid te verzoenen, om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen, om visioen en profeet te verzegelen, en om de Heiligheid van heiligheden te zalven. U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden. Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn. Een volk van een vorst, een volk dat komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten. Het einde ervan zal zijn in de overstromende vloed en tot het einde toe zal er oorlog zijn, verwoestingen waartoe vast besloten is. Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden. Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste.”

Aan Israël wordt er beloofd dat God nog een periode komt waarin Hij de overtreding van Israël wil beëindigen, God wil hun zonden verzegelen. Aan Israël wordt er een periode belooft vol verdrukking, vol oordeel. Dat is ook een belofte van God, dat is er dan ook een die overgenomen moet worden door de mensen die geloven in de vervangingsleer.

Samenvattend is Israël een natie, een volk waar God nog grote plannen mee heeft, een volk dat Hij wil gebruiken voor Zijn doeleinden. Laten wij dan bidden voor Israël, bidden dat hun ogen open gaan. Laten wij dan bidden voor de vrede van Jeruzalem, laten wij God danken voor Israël, voor wat God door hen heen aan ons gegeven heeft.

 

Israel als volk van God

Wat Israël tot het volk van God maakt, is de keuze van God voor dit volk en niet zozeer nationale, natuurlijke of historische factoren. Als in het boek Deuteronomium de verhouding tot de inwoners van het land Kanaän duidelijk gemaakt wordt, wordt ook de keuze voor Israël verantwoord. Israël is geen groot volk, het heeft geen enkele status. God koos dit volk, omdat Hij het liefhad en aansloot bij de belofte die Hij aan Abram had gedaan (Deut. 7:6-8). Israël als volk van God wil zeggen: het is het volk van God, het is zijn eigendom (Ex. 19:5; Ps. 135:4; Mal. 3:17). Dit duidt allerminst op ‘bezitsdrang’; bedoeld is dat Israël een kostbaar eigendom van God is. Het is een koosnaam voor Israël. De relatie is wederzijds; mét dat Israël het volk van God is, is God de God voor Israël (Ex. 6:6; Lev. 26:12; Deut. 26:17; Jer. 31:33). Deze relatie is er omdat God haar in het leven roept: Ik zal uw God zijn en gij zult mijn volk zijn. Deze zogenoemde verbondsformule loop als een rode draad door het Oude Testament heen. De keuze voor Israël als het volk van God wordt in hetzelfde boek Deuteronomium nog anders onder woorden gebracht. Zij staat in verband met het ontstaan van de landsgrenzen voor de volken (Deut. 32:8, 9). Israël was een laatkomer onder de volken en toen het ter wereld kwam, was de aardkoek al verdeeld. In de genoemde verzen blijkt, dat toen God de volken deed ontstaan en hun hun land toewees, Hij Israël voor Zichzelf hield. Hij trof haar aan in de woestijn en bewaarde haar als zijn oogappel (10). Opmerkelijk is vervolgens dat de toewijzing van land aan de volken is gebeurd ‘naar rato’ van het aantal zonen van Israël, namelijk zeventig (Ex. 1:5).

Als volk van God wordt Israël een heilig volk genoemd (Ex. 19:6; Deut. 14:1, 2). Israël is het eigendom geworden van God en met deze uitzonderlijke positie fs het reeds een heilig volk. Tegelijk wordt dit volk opgeroepen naar God te luisteren en zijn verbond te bewaren (Ex. 19:5; Deut. 26:16-19). Israël moet gaan leven als een heilig volk en niet als de andere volken. Deze oproep tot heiligheid ligt verankerd in God Zelf (Lev. 19:2).

Niet-mijn-volk, een ‘overblijfsel’ en herstel

Israël leefde vaak niet zoals het haar opgedragen was. In het Oude Testament wordt dit zowel onder woorden gebracht met het beeld van het gebroken huwelijk als met het beeld van een ‘rest’ van het volk die zal overblijven. Tegen het einde van het Noordrijk, in de achtste eeuw voor onze jaartelling, wordt de ontrouw van Israël uitgebeeld in het huwelijk van Hosea met een overspelige vrouw. Hun derde kind krijgt de naam Lo-Ammi, niet-mijn-volk. De reden is voor Israël even duidelijk als dramatisch: ‘„want gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn’ (Hos. 1:49). Het staat lijnrecht tegenover de al genoemde verbondsformule. Dit is evenwel niet het laatste woord. Het beeld van het huwelijk wordt weer opgenomen: God zal Israël tot een bruid nemen en Zich over haar ontfermen; Israël is en blijft Gods volk (Hos. 2:18-22). Al in het boek Deuteronomium klinkt de waarschuwing. Wanneer Israël niet leeft naar de voorschriften van God, dan zal het verstrooid worden onder de volken en zal er maar een klein getal overblijven (4:23-31). Het beeld van een ‘rest’ die zal overblijven heeft een dubbelzinnige klank: het is zowel een symbool van destructie als van hoop. Ook Jesaja neemt dit beeld op en hij geeft aan dat aan het einde van de Assyrische overheersing, tot na het midden van de zevende eeuw, het volk slechts zal bestaan als een ‘overblijfsel’, een ‘rest’. Deze ‘rest’ zal zich tot God bekeren (Jes. 10:19-22) en de weinigen die zijn o vergebleven worden door God als een baken voor de volken voorgesteld (Jes. 11:12, 16). De politieke scheiding in twee koninkrijken – Israël en Juda – van vóór de ballingschap zal in de nieuwe tijd hersteld worden: God zal hen tot één volk maken, David zal weer koning zijn, het volk zal leven zoals het hoort en zal wonen in het land dat eens beloofd is. Alle oude beloften gaan in vervulling (Ez. 37:1528; vgl. Ez. 11:20; 14:11; Jer. 24:7; 30:22; 32:38;Zach. 8:8).

Nieuwe Testament

Israël

Het Nieuwe Testament zet twee lijnen uit wanneer over het ‘volk’, laos, gesproken wordt. Ten eerste, Israël is ‘het volk Israël’ (Hand. 4:10; 13:17 en ‘dit volk’ bij citaten uit het Oude Testament, Mat. 13:15; 15:8; Hand. 28:26). De verhouding van God tot Israël blijft zichtbaar wanneer gesproken wordt over Jezus die zijn volk zal redden van hun zonden (Mat. 1:21; vgl. Luc. 1:68, 77; 2:10, 32). God heeft naar zijn volk omgezien (Luc. 7:16; 24:19) en zal zijn volk niet verstoten (Rom. 11:1). In veel passages waar het woord ‘volk’ gebruikt is, gaat het om Israël (Hand. 10:2; 12:4; 21:28; 28:17). In lijn met het Oude Testament wordt Israël als volk tegenover de volkeren, ethnè, gezet (Hand. 4:25-27).

Gemeente

Het begrip ‘volk van God’ wordt, dit is de tweede lijn, niet meer alleen voor Israël gebruikt, maar ook voor de christelijke gemeente. God heeft uit ‘de volken’ (ethnè) ‘een volk’ (laos) verzameld (Hand. 15:14). Dit nieuwe volk bestaat uit mensen die afkomstig zijn uit de joden en uit de heidenen (Rom. 9:24, waarmee Paulus teruggrijpt op Hos. 1:10 en 2:22). Er staan niet twee volken van God naast elkaar, maar het blijft één volk van God. De gemeente is de tempel en het volk van God (2 Kor. 6:16). De beschrijving van Israël als een volk dat Gods eigendom is en een koninkrijk van priesters (Ex. 19:5, 6; Deut. 7:6; 14:2) wordt ook toegepast op de christelijke gemeente (Tit. 2:14; 1 Petr. 2:9). Evenals Israël heilig is, wordt de gemeente als heilig beschouwd. In de brief aan de Hebreeën wordt terminologie uit de oudtestamentische cultus gebruikt met het oog op de gemeente. Als hogepriester bracht Jezus verzoening voor de zonden van het volk (2:17) en heeft Hij zijn volk (beide laos) met zijn eigen bloed geheiligd (13:12). De gemeente is het volk (laos) van God voor wie een sabbatsrust overblijft (4:9). Ook de waarschuwing uit Deuteronomium 32:35-36 geldt de gemeente als het volk van God(10:30).

Israël en volk van God

Passages uit het Oude Testament worden toegepast op de christelijke gemeente als het volk van God. Door het geloof in Jezus Christus is de gemeente het nieuwe volk van God (laos theou), ongeacht de achtergrond van haar leden (vgl. Gal. 3:26vv; 1 Kor. 12:13; Kol. 3:11). Dit wil niet zeggen dat de gemeente de plaats van Israël heeft ingenomen als het volk van God, alsof Israël niet meer in beeld is. Dit is wellicht het grootste probleem waarmee Paulus worstelt in zijn brief aan de Romeinen. Zijn conclusie is dat Israël Gods volk is en blijft en dat het niet verworpen is (zie Rom. 9-11; 9:4; 11:1-2). ‘Volk-van-God-zijn’ verwijst vooreerst naar de trouw van God. Vervolgens naar het heil dat God voor ogen staat: het heeft universele reikwijdte gekregen.

Kern

Het volk van God staat in de Bijbel voor een gemeenschap die door God is afgezonderd om er zijn bedoeling met deze wereld mee te realiseren. Dit beeld ontspringt zowel uit het Oude als uit het Nieuwe Testament. Dit volk wordt opgeroepen om heilig te leven en anderen te laten zien dat de God van dit volk de God van de gehele schepping is. De pretentie een volk van God te zijn heeft dus niets te maken met kwaliteiten van het volk zelf, maar met de God van dat volk. Wanneer het begrip ‘volk’ zo verbonden is met het perspectief van God voor deze wereld, dan wordt ook duidelijk dat het begrip niet nationalistisch of eng-kerkelijk misverstaan moet worden. Het is in de eerste plaats een religieuze term.

Dit geldt voor Israël en na de komst van Jezus Christus ook voor allen die tot de christelijke gemeente behoren.